zaterdag 24 januari 2009

de (spaar)rekening klopt niet, deel 2

In het eerste artikel vroeg ik mij af of al die gratis bankzaken en tegelijkertijd de zeer hoge rentevergoeding wel klopt voor geld die onmiddellijk opvraagbaar is. In theorie hebben de banken hier veel kosten door en zouden we eigenlijk rente moeten betalen in plaats van krijgen. Door deze gratis diensten en hoge rente te aanvaarden, laten we oogluikend toe dat de banken dit geld gebruiken om uit te lenen. Alleen zo kunnen ze hier aan verdienen. Maar hoe rijm je dan dat uitgeleend geld onmiddellijk opvraagbaar is?

Voor alle duidelijkheid spreek ik niet meer over deposito, spaarrekening en termijnrekening omdat ik gemerkt heb dat deze termen in België en Nederland niet altijd hetzelfde betekenen. Ik spreek dan ook over onmiddellijk opvraagbaar geld (zicht- en spaarrekening) en niet-onmiddellijk opvraagbaar geld (termijnrekening, kasbons, spaarbons, verzekeringsbons en spaardeposito's).

Hoe lossen banken het probleem op van onmiddellijk opvraagbaar geld die toch gebruikt wordt om uit te lenen? In theorie lossen ze dit niet op. Bij een bankrun (waarbij iedereen zijn onmiddellijk opvraagbaar geld ook daadwerkelijk onmiddellijk opvraagt) kunnen ze dit geld gewoon niet terug geven. Enkel door extra geld te lenen bij centrale banken of andere banken (wat in het najaar van 2008 niet meer lukte) kunnen ze de schijn ophouden. Als laatste redmiddel kan ook een overheid voor het nodige kapitaal zorgen, wat in 2008 is gebeurd.

Voor de rest doen banken aan speculatie. Ze speculeren namelijk dat er nooit een bankrun plaatsvindt. Door de jaren heen hebben ze een goed beeld gekregen van de bedragen die mogelijks opgevraagd worden. Met de nodige reserve (normaal 10%) zorgen ze dat dit bedrag altijd beschikbaar is. Dit is maar een fractie van het totaal "onmiddellijk opvraagbaar" geld. In België kent de spaarrekening wegens zijn fiscaal gunststatuut een enorm succes. De belg is dan ook een trouwe spaarder en verandert niet zo gauw van bank. Dit speelt in de kaart van de bank natuurlijk. Hierdoor kunnen ze toch een hoge rente geven voor geld die contractueel niet vast staat, maar in de praktijk wel.

Een mooi bewijs hiervan is de Belgische tak van Rabobank. Rabobank opereert in België als een internetbank met mooie rentes op de internetrekening. Bij Rabobank kan je 500000 euro (half miljoen) PER DAG overschrijven naar een andere rekening zonder dat er een vraag wordt gesteld (u moet wel eerst van de spaarrekening naar de zichtrekening overboeken, maar dat gebeurt ogenblikkelijk en onbeperkt). Hier kan je dus overduidelijk spreken van onmiddellijk opvraagbaar geld. De rentevergoeding voor deze spaarrekening bedraagt vandaag 3,75%. Verder is alles gratis bij Rabobank.

Nu gaan we kijken wat de vergoedingen zijn voor niet-onmiddellijk opvraagbaar geld. Rabobank biedt die aan onder de vorm van termijnrekeningen. Wie logisch redeneert mag dus veel hogere vergoedingen verwachten daar hij effectief niet over zijn geld kan beschikken gedurende de overeengekomen termijn. Ook Rabobank kan een hogere vergoeding geven daar ze zeker zijn dat ze het geld niet hoeven terug te geven tijdens dezelfde termijn. Ziehier de tarieven:

1 maand: 1,90%, 2 maanden 1,90%, 6 maanden 2,02%, 2 jaar 3,00%. Je moet je geld al 5 jaar lang vastzetten om een hogere vergoeding te krijgen (3,85 à 3,88%). Als je rekening houdt met het netto bedrag, geraak je zelfs niet boven de rente van 3,75% (is in België onbelastbaar tot een bedrag van ongeveer 1700€ renteontvangsten per persoon= 45000€ spaargeld op een spaarrekening). Je kunt hier dus maar één conclusie uit trekken. Vandaag brengt onmiddellijk opvraagbaar geld meer op dan geld die voor jaren (tot 7 jaar) vast staat. De logica is zeer ver weg. Je kan nog opmerken dat de rentes dalend zijn, maar daartegenover bestaat de vrees voor hyperinflatie. Je moet dan wel goed gek zijn om je geld voor 7 jaar vast te zetten. Een beter bewijs is er niet, denk ik, dat ook het onmiddellijk opvraagbaar geld uitgeleend is en dat deze broodnodig zijn voor de banken, anders kan en zou men niet die rentes geven. Je kan je zelfs afvragen of de banken nog het onderscheid maken tussen het soort geld die ze ter beschikking krijgen.

In België staat dan ook het meeste geld op spaarrekeningen. Dit heeft als resultaat dat banken die in België ( en bij uitbreiding in de ganse Westerse wereld wellicht) opereren bijzonder zwak staan tegen een bankrun. Dat ze deze zwakte zelf in de hand werken door deze hoge rentes op onmiddellijk opvraagbaar geld en dat ze dit zouden kunnen omkeren nu er massaal terug geld vloeit naar spaarrekeningen, is blijkbaar nu nog niet aan de orde, maar wellicht gaan we wel die richting uit.

Toevallig wordt vanaf 1 april 2009 de wetgeving in België aangepast voor spaarrekeningen (onmiddellijk opvraagbaar). De maximum rente wordt 3% of lager (indien de rente van de ECB lager ligt) en er mag maar 1 premie meer zijn (getrouwheid en aangroei vallen weg), die tussen een kwart en de helft ligt van de basisrente.

Het gevolg hiervan is dat er veel minder interest zal zijn dan nu (max 4,25% basis en 2% extra), en dat het bankhoppen ontmoedigd wordt daar de premie niet meer na 6 maanden mag, maar slechts na 1 jaar verworven is. Hiermee snijdt men de pas af van de kleinere en buitenlandse banken die het vooral moeten hebben van de hogere rentes om klanten aan te trekken. Deze wet speelt duidelijk in de kaart van de grote 4 (KBC, ING, Dexia en Fortis Bank), want hierdoor verkleint de kans dat er veel geld tegelijkertijd wordt afgehaald, daar men overal zowat dezelfde vergoedingen zal krijgen. Jarenlang was er een soort gentlementsagreement tussen die 4 banken waarbij de rentes zeer laag bleven. Onder druk van de kleine en buitenlandse banken hebben ze de handdoek in de ring gegooid en hun rentes op hetzelfde niveau gebracht. Via politieke weg proberen ze nu weer hun slag thuis te halen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten